Donkere wolken boven woningbouwambities kabinet. 'Dip in productie'

Minister Hugo de Jonge rekent met name volgend jaar op ’een dip’ in de woningbouwproductie. Foto: ANP/ HH
„De vraag naar huisvesting groeit sterker dan verwacht, vooral door migratie”, concludeert De Jonge. Bewindslieden van VVD, D66, CDA en CU soebatten inmiddels al maanden over maatregelen om grip te krijgen op migratie, maar komen er tot op heden niet uit. Ondertussen is de woningnood nijpend.
Grote gevolgen
Het kabinet wil 900.000 woningen bouwen tot en met 2030. De productie ’moet versnellen’ tot 100.000 huizen per jaar, al moest de minister eerder al gas terug nemen door te stellen dat dat aantal pas in 2024 zou worden gehaald. Nu meldt de CDA-bewindsman echter op ’een dip in de woningbouwproductie’ te rekenen volgend jaar.
„Terwijl de opgave groter wordt, zijn de financiële omstandigheden voor woningbouw het afgelopen jaar flink verslechterd”, zegt de woonminister. „De bouwkosten en de rente zijn sterk gestegen waardoor enerzijds de kosten voor bouwers en ontwikkelaars om woningen te realiseren hoger zijn en anderzijds particulieren en investeerders minder bereid zijn of kunnen betalen voor woningen.”
Volgens De Jonge heeft dat grote gevolgen. „De prijzen van woningen en van grond moeten zich hierop aanpassen, maar dit kost tijd en daardoor is de verwachting dat er met name in 2024 een dip in de woningbouwproductie zal zijn.”
’De situatie blijft onzeker’
Hoe groot die dip is, weet de bewindsman niet. Hij refereert in een brief aan de Tweede Kamer aan zeer uiteenlopende percentages. De ene instantie rekent op een daling van nieuwbouwwoningen in 2024 ten opzichte van een jaar daarvoor van 5,5 procent, de ander op 50 procent. „De situatie blijft onzeker maar in ieder geval is de verwachting dat er in 2024 een forse dip zal zijn.”
De Jonge wil die daling voorkomen door meer regie te voeren vanuit het Rijk. De minister maakte al bindende afspraken om provincies te houden aan een woningbouwproductie, die tot en met 2030 moet optellen tot ruim 900.000. „We kunnen het ons niet veroorloven de woningproductie nu te laten stagneren”, zegt de minister. „Het belang is te groot. Er zijn te veel mensen op zoek naar een passende, duurzame en betaalbare woning in een leefbare wijk.” De vraag is alleen of dit geen wensdenken is van de minister.
Haast met vergunnen en bouwen
Het kabinet trekt de knip om meer te bouwen, maar dat alleen is niet genoeg. De focus moet volgens De Jonge liggen op het vinden van voldoende locaties waar snel kan worden gebouwd, want dat blijkt in de praktijk lastig. „Met de regionale woondeals zijn er voldoende plannen vastgelegd om de komende jaren 100.000 woningen per jaar te bouwen. De betrokken partijen hebben zich bovendien gecommitteerd aan de realisatie hiervan.” De minister roept provincies en gemeenten op te kijken naar alternatieve locaties als projecten stil dreigen te vallen. Bovendien wil hij dat haast wordt gemaakt met vergunnen en bouwen.
Toch blijkt uit de brief van de woonminister dat hij rekent op tegenslag. „Met de moeilijkere financiële omstandigheden staan we met elkaar voor een grote uitdaging om deze plannen ook daadwerkelijk te realiseren en een dip in de woningbouw zoveel mogelijk te beperken.”
Vorig jaar zijn er 90.127 nieuwe woningen gerealiseerd. Van deze woningen waren 74.217 nieuwbouwwoningen, waaronder zogeheten flexwoningen. Bij de overige 15.910 woningen ging het om transformaties, woningsplitsing, onttrekkingen en administratieve correcties.