.
Foto: Illustratie: Marina Sulima

De slag om het museum: een ode aan klimaatactivisten in de kunst | De wereld van de kunstenaar

De kunstwereld staat op zijn achterste poten. Op 27 oktober 2022 plakt een klimaatactivist van de groep Just Stop Oil zijn wang vast aan de glasplaat voor Vermeers Meisje met de parel in het Mauritshuis. Zonder daarom te vragen wordt het Haagse museum in een klap gebombardeerd tot onderwerp van en deelnemer aan het klimaatdebat. Veel mensen waren en zijn verbaasd of boos, omdat zij het verband tussen kunst en klimaat niet zien.

Toch komt de plakactie niet zomaar uit de lucht vallen. Klimaatactivisme in de kunst heeft diepe wortels, zoals ook de fossiele industrie diepgeworteld is in sommige musea. Morele paniek is daarom niet op zijn plaats. Laten we liever met hernieuwde waardering kijken naar de mensen die zich al jaren vanuit de kunst inzetten voor het klimaat.

Aardappelpuree, soep en superlijm

De actie van Just Stop Oil in het Mauritshuis staat niet op zichzelf. In naam van het klimaat vloeien in heel Europa aardappelpuree, soep en superlijm door kunstmusea. De aardappelpuree werd in het Barberini Museum in Potsdam over een schilderij van de Franse impressionist Claude Monet gegooid. De tomatensoep werd gegoten over een Van Gogh in de Londense National Gallery. Vaste prik bij deze acties is dat de actievoerders zichzelf aan het kunstwerk of de muur er vlakbij lijmen. Daardoor hebben ze meer tijd om hun prangende vragen te stellen: wat is meer waard, kunst of het leven? Maak je je meer zorgen over de bescherming van een schilderij of de bescherming van onze planeet en mensen?

Alle getroffen schilderijen hingen achter glas, dus de werken werden niet beschadigd. Maar schokkend was het wel, zo blijkt uit de reacties. De Museumvereniging zei over de actie in het Mauritshuis bijvoorbeeld: „We zijn geschokt door het nieuws dat het Meisje met de parel vandaag doelwit was van klimaatactivisten. Kunst is weerloos, en het proberen te beschadigen – voor welk doeleinde dan ook – wijzen wij af.”

Weggezet als terroristen

Hoewel niets erop wijst dat deze acties er echt op waren gericht de kunstwerken te beschadigen, heeft de Museumvereniging een punt door kunst weerloos te noemen. Zonder scrupules dendert de buitenwereld bij deze protesten het museum in, wat ons doet beseffen hoe het is als iets dierbaars van grote schoonheid bijna wordt vernietigd. De actievoerders werden op websites als Geenstijl weggezet als terroristen en uiteindelijk veroordeeld tot twee maanden celstraf.

Over de auteur

Sepp Eckenhaussen (1993) is co-directeur van Platform BK en onderzoeker bij het Instituut voor Netwerkcultuur. Hij is geïnteresseerd in de zelforganisatie van kunstenaars en de relatie tussen politiek en kunst. Eckenhaussen woont en werkt in Amsterdam.

 

 

Gelukkig zijn er ook andere reacties op de acties van Just Stop Oil. Meta Knol, oud-directeur van Museum De Lakenhal, schreef een opiniestuk in NRC waarin ze sympathie opbrengt voor de acties en betuigt dat musea zelf klimaatactivisme zouden moeten bedrijven. Zij heeft namelijk het onheilspellende voorgevoel dat „door zeespiegelstijging, migratiestromen, oorlogen en andere ellendige gevolgen van klimaatverandering een museum als De Lakenhal in 2527 helemaal niet meer bestaat”. De reden? „Leiden is dan allang verzopen, verdwenen onder wassend water.” Als hoeders van een culturele schat hebben musea dus een groot gedeeld belang met de klimaatactivisten.

Groninger Museum in zijn hemd

In de discussie over deze nieuwe vorm van klimaatactivisme blijft de rol van publieke musea in de klimaatproblematiek echter vaak onderbelicht. En dat is jammer, want er is veel over te zeggen. Zo ook in Noord-Nederland. Een kunstenaarscollectief met de naam Fossil Free Culture Groningen (FFCG) voert sinds 2020 actie tegen de inmenging van de fossiele industrie in de kunstwereld. Het zette in maart van dit jaar het Groninger Museum, dat zich al sinds jaar en dag laat sponsoren door Gasunie en GasTerra, flink in zijn hemd.

De aanleiding voor dit protest was de tentoonstelling Megalith van kunstenaar Marit Westerhuis. Megalith bestaat uit een grote, dystopische installatie, die een beeld schetst van de wereld na de klimaatapocalyps. Gifgroene landschappen, glanzende zwarte olievaten en rudimentaire bouwsels van grote blokken vormen een inkijkje in een onheilspellende, onherbergzame wereld.

Schaakmat gezet

Pas een paar maanden voor de opening kreeg Westerhuis lucht van de relatie tussen het Groninger Museum, Gasunie en GasTerra, toen ze het posterontwerp voor haar tentoonstelling kreeg toegestuurd met het logo van Gasunie erop. Als Groninger en als kunstenaar die zich bezighoudt met het klimaat voelde Westerhuis zich behoorlijk gepiepeld, vertelt ze. Ze overwoog zich terug te trekken, maar dat was contractueel niet meer mogelijk. „Ik voelde me schaakmat gezet.” Niets doen was geen optie, dus Westerhuis nam contact op met FFCG. Samen orkestreerden ze een actie.

Tijdens de opening van Megalith sprak Westerhuis het publiek toe. Onaangekondigd richtte ze daarbij het woord tot het museum en riep op om de banden met de fossiele industrie te verbreken. Tegelijkertijd stapten negen personen vanuit het publiek in de kunstinstallatie. De negen waren identiek gekleed: zwarte broek, wit hemd en een wit masker. Vanachter de maskers ‘huilden’ de performers. Grote, gifgroene tranen druppelden op hun overhemden.

Kunst als drager van protest

Deze zogenoemde disobedient-artperformance van Westerhuis en FFCG in het Groninger Museum was vergeleken met die van de ‘plaktivisten’ in het Mauritshuis op het eerste gezicht nogal braaf. Westerhuis en FFCG kozen er bijvoorbeeld niet voor om de collectie Memphis-design van het Groninger Museum te bedelven onder een laag behanglijm. „Het is voor ons conceptueel niet zo interessant om onszelf vast te lijmen aan kunst”, vertelde Maartje Terpstra van FFCG in de podcast De linkse mannen lossen het op .

 

De performers besmeurden de installatie Megalith niet, maar werden er – door erin te stappen – onderdeel van. Deze aanpak is fundamenteel anders dan die van plaktivisten. Er is hier geen tegenstelling tussen het waarderen van kunst en hart voor het klimaat. De kunst zelf wordt juist de drager van het protest. Dit is effectief, want een performance behoort tot het repertoire uitingen dat voor museumpubliek bekend en begrijpelijk is. De gemiddelde museumbezoeker snapt deze taal en staat gemakkelijker open voor de boodschap die wordt uitgedragen.

Maar nadat de bezoeker aanvankelijk op esthetisch niveau gegrepen werd, brak de performance door de glazen wand tussen bezoeker en kunst heen. De logica en beeldtaal van het museum werden uitgespeeld tegen datzelfde museum. Een genuanceerde kritiek, die misschien niet zo hard is als de acties van Just Stop Oil, maar minstens zo slim.

Fossil Free Culture

Met deze artistieke vorm van actie komen ook andere doelstellingen. Desgevraagd zegt zowel Maartje Terpstra als Marit Westerhuis solidair te zijn met Just Stop Oil: op hun eigen manier strijdt iedereen tegen hetzelfde systeem dat leidt tot de vernietiging van de aarde. Maar zij leggen een andere nadruk. Just Stop Oil voert harde actie in de musea om zoveel mogelijk media-aandacht te krijgen en zo breed mogelijk bewustzijn te creëren voor het klimaat – maar het zijn vooral hun acties zelf die aandacht krijgen. Voor Fossil Free Culture is de context van het museum van groter belang. Hun leden vragen aandacht voor de rol die kunstinstituten hebben in het legitimeren van de fossiele industrie.

Grote bedrijven in de fossiele industrie financieren al heel lang maatschappelijke doelen. Voorbeelden daarvan zijn duurzaamheidsonderzoek en klimaatbewuste kunst. Hiermee willen zij aantonen maatschappelijke discussies belangrijk te vinden en zorg te willen dragen voor de planeet. Maar in feite vormen de door de fossiele bedrijven gefinancierde kunst en wetenschap de groene vernis van een gitzwarte industrie, die intussen gewoon doorgaat met het uitputten van de aarde door olie- en gasboringen en mijnbouw. Dat is immers waarmee hun geld wordt verdiend. Het creëren van zo’n rookgordijn wordt ook wel ‘greenwashing’ genoemd.

Tate Modern en BP

Deze financiering van maatschappelijke doelen is voor bedrijven in de fossiele industrie slechts wisselgeld, maar voor culturele instellingen gaat het om flinke bedragen. Toch laten instellingen zich steeds minder vaak gebruiken voor greenwashing. Willen cultuurinstellingen zich echt zo onderdanig maken aan de private belangen van industrieën die de aarde kapotmaken? In de meeste gevallen blijkt een kritische bevraging in het publieke debat voldoende om musea op andere gedachten te brengen.

Een beroemd voorbeeld is de sponsoring van het Tate Modern in Londen door het Britse petroleumbedrijf BP. Deze sponsordeal werd in 2017 opgezegd na een serie acties van kunstenaars en klimaatactivisten. Tate Modern ontkende dat een en ander met elkaar te maken hadden, maar voor klimaatactivisten in de kunst werd duidelijk: actievoeren heeft effect.

De Britse acties kregen snel internationale navolging. Onder de leus ‘ Libérons Le Louvre ’ voerden Franse activisten in 2017 en 2018 – helaas zonder succes – actie tegen de sponsordeal die het museum heeft met Total. Ook Nederlandse kunstenaars verenigden zich in 2017 in de organisatie Fossil Free Culture NL en richtten hun aandacht op de fossiele sponsoring van grote instellingen aan het Amsterdamse Museumplein. Zij hadden meer succes dan de Franse kameraden. Na acties van FFC NL zegden in korte tijd eerst het Van Gogh Museum en daarna het Concertgebouw sponsordeals met fossiele bedrijven op. Uit FFC NL kwam later ook FFC Groningen voort.

Banden verbroken

Voor kunsttijdschrift Metropolis M maakte Zoë Dankert in 2020 een rondgang langs de Nederlandse musea. Ze ontdekte dat er op dat moment nog maar vier musea in Nederland waren met fossiele sponsoring: het Drents Museum (door de NAM), het Groninger Museum (door Gasunie en GasTerra), NEMO (door Shell) en Rijksmuseum Boerhaave (ook door Shell). Sindsdien heeft NEMO de banden met de fossiele industrie verbroken.

Langzaam is het besef ingedaald dat fossiele financiering voor een publieke kunstinstelling onwenselijk is. De musea die zich nu nog inlaten met financiering van de fossiele industrie kunnen zich niet langer op onwetendheid beroepen. Wat gaat er dan toch mis bij het Groninger Museum?

Andreas Blühm, sinds 2012 directeur van het Groninger Museum, treedt regelmatig op in de media om in gesprek te gaan over de fossiele financiering van zijn museum. Het recentste voorbeeld was een gesprek tussen kunstenaar Marit Westerhuis, Gasunie, het Groninger Museum en Fossil Free Culture Groningen, dat werd georganiseerd door de podcastmakers van De linkse mannen lossen het op . Uit dit gesprek kwam een niet zozeer coherente, maar wel duidelijke lijn naar boven.

‘Geen noemenswaardige macht’

Volgens Blühm wordt de rol en bewegingsruimte van het museum overschat: er is in Noord-Nederland geen andere grote sponsor voorhanden. En als er al keus was, zou dat volgens Blühm sowieso weinig uitmaken. Een „klein museum”, zo stelde hij, heeft geen noemenswaardige macht in de energiepolitiek.

Maartje Terpstra van FFCG wierp tegen dat het museum als publieke instelling wel degelijk een voorbeeldfunctie, macht én een keuze heeft. Hierbij is van belang dat het Groninger Museum het sponsorgeld niet nodig heeft. Het museum gebruikt dit geld om extra grote ‘blockbuster’-tentoonstellingen te maken, bijvoorbeeld over de muziek van The Rolling Stones of de mode van Versace . Daar kan het museum zich toch makkelijk uit terugtrekken?

Koppige directeur

Blühm ging als volleerd hersengymnast op deze tegenwerping in door ineens een totaal andere positie in te nemen. Nu bleek de sponsordeal wel degelijk van belang, ook voor de museumdirecteur zelf. Het museum, stelde Blühm, moet trots zijn op het partnerschap met Gasunie, die een voorloper in de energietransitie zou zijn. Als gewillig partner nam Blühm zo deel aan het greenwashen van Gasunie en GasTerra. Voor wie tussen de regels door luisterde, was het schokkend: de aarde wordt letterlijk onder je voeten kapotgemaakt, maar daar krijg je tenminste wel een mooie blockbuster-tentoonstelling voor terug, en de belofte dat het allemaal beter wordt.

Het was goed om te horen dat men met elkaar in gesprek ging, maar de uitkomst was frustrerend. Er zat geen beweging in. Koppig verschuilde de museumdirecteur zich achter een façade van redelijkheid en techno-optimisme.

Roofkapitalisme

Blühm heeft meermaals publiekelijk gezegd dat de sponsordeal met Gasunie en GasTerra zal bestaan zolang hij directeur is van het Groninger Museum. Het moet dan maar eens gezegd worden: misschien is hun beider houdbaarheidsdatum verlopen.

Het is namelijk hoog tijd om kleur te bekennen. In het hele politieke landschap, van de gemeenteraad in Groningen tot in de Europese Commissie, zijn de ogen gericht op het Groningse gasveld. De jarenlange onvrede over het belabberde gaswinningsbeleid komt intussen tot een kookpunt.

Het maatschappelijk weefsel in Noord-Nederland staat ernstig onder druk door toedoen van de nationale overheid. Het beeld dat uit de gesprekken van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen naar voren is gekomen, is ontluisterend. De staat heeft de Groningse bodem niet alleen aan roofkapitalisme overgeleverd, maar er ook zélf de roofkapitalist uitgehangen. Instellingen die voornamelijk draaien op publieke financiering, zoals het Groninger Museum, zijn mede verantwoordelijk voor het herstellen van het vertrouwen van de burger in de overheid.

 

Het maken van blockbuster-tentoonstellingen met fossiele financiering is daarvoor niet bepaald wat nodig is. Juist in deze gespannen situatie rijst dus de vraag: blijft het museum de roofbouw op de aarde vergoelijken, of stelt het zich op als publieke instelling die de lokale gemeenschap dient?

Ook in het belang van het Groninger Museum zelf is het beter om de banden met de gasindustrie snel te verbreken. Het museum maakt zich op dit moment uiterst kwetsbaar: hoe kan het een plek zijn voor Groningers als het tegelijkertijd warme relaties onderhoudt met de bedrijven die verantwoordelijk zijn voor de schade aan hun huizen?

Af van fossiele brandstoffen

We mogen dankbaar zijn dat kunstenaars en activisten het lef hebben het Groninger Museum aan te spreken op zijn verantwoordelijkheden als publieke instelling. Uiteindelijk is er maar één manier om een einde te maken aan de aardbevingen en het tegengaan van klimaatverandering: we moeten van de fossiele brandstoffen af. Laat daarbij één ding duidelijk zijn: Gasunie en GasTerra zijn onderdeel van het probleem, niet van de oplossing.

De verantwoordelijkheid voor het definitieve afscheid van fossiele financiering in de kunst is een gedeelde. Als de leiding van het Groninger Museum de kritiek van kunstenaars eindelijk serieus gaat nemen en zich niet langer laat ringeloren voor greenwashing, kan onherstelbare imagoschade nog worden voorkomen. Laat Versace of The Rolling Stones hun eigen blockbuster-tentoonstellingen maar betalen, dat kunnen ze best.

Er ligt ook een politieke taak. Te lang wordt al aangestuurd op een publiek-private mix van inkomsten, die musea in Noord-Nederland in de armen drijft van de fossiele industrie. Beleidsmakers, houd daarmee op! En tot slot ligt ook bij de kunstenaars een rol. Spreek je uit voor elkaar en tegen greenwashing, want samen staan we sterker. Lang leve de dwarsliggende kunstenaar, die de verbeelding van een betere wereld trouw blijft!

Over het essay

‘De slag om het museum: een ode aan klimaatactivisten in de kunst’ van Sepp Eckenhaussen is het vijfde en laatste essay in een vijfdelige serie. Voor kunstpodium Het Resort (hetresort. nl) schreven vijf kunstprofessionals over de positie die de kunstenaar in de wereld inneemt. Hoe vindt de kunstenaar een weg in het huidige systeem en wat zou er moeten veranderen?

Eerder verschenen essays: Henrike Scholten ‘De kaas van Uccello’, Elles Hesseling ‘Klaar de mist: het leven na de kunstacademie’, Dinnis van Dijken ‘Het culturele ecosysteem van het Noorden’ en Michiel Teeuw ‘Een selfie in de blockbuster’.

De serie is tot stand gekomen met hulp van het Mondriaan Fonds.

Het Resort is een hedendaags, experimenteel en site-specific kunstpodium. Het Resort laat kunst ontstaan buiten de kunstcontext van musea, galeries, beurzen en projectruimtes en kunstenaars vraagt te reageren op bijzondere (semi-) publieke plekken in Groningen. Door kunstenaars te koppelen aan locaties creëert Het Resort ongewone omstandigheden om nieuw werk te maken. De kunstenaars verhouden zich tot de geschiedenis, de huidige functie en het publiek van de locatie. Een greep uit de eerdere expositielocaties: zwembad De Papiermolen, de schaatsbaan in Kardinge en het voormalige BIM benzinestation.

Ze organiseert residenties, exposities, projecten en een talentenprogramma en publiceert korte video’s en publicaties over het proces. Naast kunstenaars biedt ze andere professionals, als schrijvers en muzikanten, opdrachten binnen de programmaonderdelen.