Emmen moet kiezen tussen waakzaamheid en waaghalzerij. Voor onderwijscampus, stadionplan en opknapbeurt stadspark zijn miljoenen nodig | analyse

Stuurt Emmen de olifant richting de porseleinkast of blijft behoedzaamheid de grootste bestuurlijke deugd?

Stuurt Emmen de olifant richting de porseleinkast of blijft behoedzaamheid de grootste bestuurlijke deugd? Foto: Marcel Jurian de Jong

Het huishoudboekje van Emmen laat over 2022 een plus zien van 25 miljoen. Een droombedrag vergeleken bij recente kopzorgen over rode cijfers. Vooralsnog blijft het voorzichtigheid troef op het gemeentehuis.

Voor het tweede jaar op rij staat het woordje ‘behoedzaam’ dikgedrukt boven het persbericht over de financiële stukken van het college van burgemeester en wethouders van Emmen. Het staat in schril contrast met de ambitie van de zeven bestuurders. Ze zijn toch niet de politiek in gegaan met behoedzaamheid als belangrijkste deugd. Het doel is toch de boel ten goede te veranderen? Een beetje van beide kan simpelweg niet. Dus moet Emmen kiezen.

Den Haag draait aan geldkraan

De wethouders werken ongetwijfeld allemaal hard. Neuspeuteren achter het bureau is er niet bij. De asiel-, Oekraïne- en energiecrisis vergen ook lokaal veel inzet. Bouwvakkers zijn in het gebied niet aan te slepen voor alle bouwprojecten. Maar dat gebeurt vooral met geld van derden. De hand blijft nog vaak op de gemeentelijke knip.

In principe willen ze nog van alles. Een nieuw stadion voor FC Emmen onderzoeken en mogelijk maken, een opfrisbeurt voor het Rensenpark in de voormalige dierentuin en een onderwijscampus voor studenten en scholieren uit het hele Noorden. Daarvoor zijn tientallen miljoenen eigen euro’s nodig. En die zijn nog niet beschikbaar.

Want hoewel Emmen inmiddels zwarte cijfers schrijft, zijn de komende jaren onzeker. Het meeste lokale geld komt vanuit het Rijk, maar de Haagse hand gaat aan de geldkraan.

Gemeenten kunnen dat weliswaar met nieuwe belastingen proberen te compenseren, maar dat zien ze op het gemeentehuis helemaal niet zitten. Emmenaren moeten dan meer belasting betalen en dat zal meer mensen in financiële nood storten. En ten opzichte van rijkere gemeenten, waar de zakken van inwoners wat dieper zijn, schiet de lokale kas er ook bar weinig mee op.

Buigen of barsten

Zo staat Emmen aan de vooravond van wat ‘het ravijn’ wordt genoemd. Voor de jaren 2026 en 2027 is voor Nederlandse gemeenten nog niet duidelijk hoeveel geld ze uit Den Haag krijgen. Zonder extra geld schiet Emmen in het rood. Dus moet of Den Haag draaien of de gemeente moet zelf weer bezuinigen. Wethouders zullen dat laatste woord zelf nooit gebruiken. Bij bestuurders heet het ombuigen. In omfloerste taal: je schrapt iets ‘ouds’ om iets ‘nieuws’ te kunnen doen.

Er is ook een derde smaak. Het er op aan laten komen. Het spelletje ‘wie knippert het eerst’ spelen met Den Haag én winnen. Of zoals Jisse Otter stelt: „Niet zelf het gat sluiten, maar laten zien hoe groot het gat is en hopen op compassie en centen.’’

Linksom of rechtsom: Emmen moet binnenkort kiezen tussen de ingeslagen weg van behoedzaam boekhouden zonder grote nieuwe projecten of die toch doorzetten op drijfzand. Wil Zuidoost-Drenthe een nieuwe onderwijscampus, een voetbalstadion met topsporthal en scholencomplex, én een bloeiend Rensenpark, dan moet het daar veel geld voor uittrekken.

Olifant

„Een olifant eet je in hapjes’’, probeerde wethouder Raymond Wanders de ambities nog enigszins in het zicht te houden. Maar durft de gemeente het aan om een olifant richting de financiële porseleinkast te sturen? Of blijft het dromen en blaast een olifant met een lange snuit het verhaal voor dit college dan uit?