De geneesheer die bedelaar werd en een zwerver met een standbeeld: dankzij hun achter- achterkleinkinderen krijgen deze bewoners van Veenhuizen kleur

Stadsfiguur Zefke Mols.

Stadsfiguur Zefke Mols. Foto: Vereniging Sittards Verleden

Bij het Gevangenismuseum in Veenhuizen staat de telefoon roodgloeiend. De zoektocht naar nazaten van wezen, bedelaars en landlopers uit de voormalige (straf)kolonie levert een schat aan mooie, maar vaak wel trieste verhalen op.

Conservator Alina Dijk komt met het idee voor een tentoonstelling als ze zelf ontdekt dat ook een van haar voorouders in de strafkolonie Veenhuizen heeft gezeten. Ze werkt zelfs op de plek waar haar voorvader 175 jaar geleden is overleden. Die ontdekking doet ze pas kortgeleden. „Stom hè?”, zegt ze lachend. „Ik werk al een tijd bij het Gevangenismuseum en zei altijd dat ik geen familie in de Koloniën had.”

De oudgrootvader van moederskant die ze per toeval opspoort heet Jenne Harms Hummel. In 1847 is hij door de rechter in Leeuwarden veroordeeld wegens bedelen. Op internet is zijn overlijdensakte te vinden. Uit het register van overlijden in de gemeente Norg blijkt: dat op den derden July achttienhonderd achten veertig, des namiddags ten drie ure, in het tweede Gesticht te Veenhuizen, is overleden Jenne Harms Hummel echtgenoot van Wilhelmina Hendriks Horringa, van beroep Schipper, geboren te Leek.

„Heel bijzonder”, vindt Dijk haar recente ontdekking. Het zet haar bovendien aan het denken. Want werkt deze geschiedenis eigenlijk door in haar familie? Heeft het lot van haar oudgrootvader nog iets te maken met haar overgrootvader, die status zo belangrijk vond en trots was op zijn bezit?

En hoe zit dat eigenlijk met andere nazaten van bewoners van de strafkolonie? „We krijgen bij het Gevangenismuseum heel vaak vragen van mensen over hun afkomst”, zegt Dijk. Zo ontstaat het idee voor de nieuwe tentoonstelling waarin de foto’s van nazaten van de bewoners van Veenhuizer gestichten een hoofdrol spelen. Dijk heeft daarbij ook een andere motivatie: laten zien dat je afkomst niet hoeft te bepalen wie jij wordt.

Sinds het museum de oproep heeft verspreid staat de telefoon roodgloeiend. „Heel veel mensen hebben gereageerd met mooie verhalen, al zijn die vaak wel triest. Het is net of mensen denken: ‘eindelijk een luisterend oor’’’, zegt Dijk.

Zefke Mols, wereldberoemd in Sittard

Zefke Mols, eigenlijk Anton Pieter Joseph, is een bekend straatfiguur in Sittard. Dak- en thuislozen kunnen in de Limburgse stad nog altijd terecht bij inloophuis BieZefke en in 1974 krijgt hij zelfs een standbeeld in het centrum van de stad. Ook wordt de geliefde straatfiguur bezongen in een lied van troubadour Jo Erens:

Zefke Mols, auwt, gries en versjleete,
is eine van oos sjadtsprofeete.
Mit zien medaajes oppe boek,
grieze baard en piepke in de mòndj,
löp hae de gansen daag in Zitterd ròndj.

Naar aanleiding van de oproep van het Gevangenismuseum deelt Jos van Engelen zijn informatie over deze beroemde Sittardse figuur. Hij is dan wel geen nazaat, toch vindt hij dat Zefkes verhaal een podium verdient. Zefke werd een geliefde, maar zonderlinge zwerver, nadat hij zeven jaar onterecht voor moord had vastgezeten in een Duitse cel. Dit is in het kort zijn verhaal.

Consternatie in Karlsruhe

Zefke Mols wordt geboren als tweede zoon in een gezin van acht kinderen. Hij groeit op in armoede. Als hij 15 is, gaat hij als leerling-sigarenmaker werken. Later probeert hij met twee vrienden in Duitsland nieuwe klanten voor de sigarenfabriek te werven. In 1908 wordt in Karlsruhe een man doodgestoken. In de consternatie die daarop volgt worden de drie buitenlanders gezien als verdachte. Zefke wordt eruit gepikt als moordenaar. Zonder bewijs krijgt hij een levenslange celstraf voor moord.

Na bijna 7 jaar onschuldig in de Duitse cel te hebben gezeten, gaan de deuren in november 1914 open. Mols wordt plotseling vrijgelaten. De Eerste Wereldoorlog is losgebarsten en de daadwerkelijke moordenaar zit liever in de gevangenis dan dat hij aan het front vecht. Hij geeft zichzelf aan en Zefke Mols krijgt zijn vrijheid terug.

Miljonair

Maar Zefke is een zwijgzwaam figuur geworden. Een geslagen man, die na zijn vrijlating op boerderijen in Duitsland en Frankrijk karweitjes opknapt in ruil voor eten. Na vijf jaar keert Mols terug naar Nederland. Af en toe heeft hij werk, af en toe zwerft hij rond. Twee keer wordt hij opgepakt voor landloperij en naar Veenhuizen gestuurd. Dat wil Mols absoluut niet. Uit het Limburgs Dagblad van 12 oktober 1923:

„Niettegenstaande het bij dit gure weer toch in Veenhuizen, waar Sjefke toch reeds geen onbekende is, beter zal zijn, dan onder den blooten hemel op de Kapellerlaan, wilde beklaagde niet opgezonden en beriep er zich op, dat hij middelen van bestaan had, hij had nog geld, vertelde hij en inderdaad hij was millionair, maar in Marken altijd. Een briefje van 5 mill. was zijn bezit. Toch luidde de eisch anderhalf jaar naar Veenhuizen (..).”

Op 26 maart 1922 komt Zefke aan in Veenhuizen. Vanaf 1875 komen mensen alleen nog in Veenhuizen terecht na een veroordeling door de rechter. In Zefkes tijd worden alleen nog mannen die zijn veroordeeld voor bedelen of landlopen naar de ‘Rijkswerkinrichtingen’ in Veenhuizen gestuurd.

Hij keert na zijn gedwongen verblijf weer terug naar Sittard. Als hij daar op 15 september 1955 overlijdt krijgt hij een begrafenis van de gemeente. „Hij kreeg net zo’n grote begrafenis als burgemeesters krijgen”, zei stadsarchivaris Peer Boselie in De Limburger. Sittard denkt nog altijd met liefde aan de excentrieke figuur terug.

Van geneesheer tot bedelaar

Vanuit Ruinerwold reageert Wemmie Kooiker-Luten op de oproep van het Gevangenismuseum. Zij deelt het verhaal van haar betovergrootvader Anthony Felix Simon Swart. Hij wordt op 13 oktober 1781 geboren in Wormer en is medicus. Swart werkt onder meer als chirurgijn ter zee en heelmeester in Ruinen. Op 5 september 1823 wordt hij aangesteld als geneesheer in bedelaarskolonie De Ommerschans.

Hij arriveert met zijn vrouw Aaltje Bartelds Noordhuis en twee van hun kinderen, Felix Simon Antonides Swarts (1814) en Bartha Rosina Swarts (1820). Van een derde kind zijn de gegevens niet bekend, al spreekt Swarts later wel van ‘drie kinderen’. Swarts carrière in de Koloniën is van korte duur. Al snel ontstaat gedoe over zijn aanstelling. De provinciale geneeskundige commissie in Overijssel heeft weinig warme woorden voor Swarts vaardigheden.

‘Hij moet achteruit geleerd zijn’

„Te beoordeelen uit zijn vorig bij ons afgelegd examen zou hij niet bestand zijn om een volledig examen als zodanig af te leggen. Hij moge dan te voren 2de en zelfs 1te heelmr. bij de marine geweest zijn, hij moet of wel achteruit geleerd zijn, of vergeten hebben, of zich niet verder hebben geoefend, of hij moet zedert dat hij nu te Ruinen is, zich met alle macht hebben aangegrepen, en boven verwachting in bekwaamheden zijn toegenomen. Maar wij vonden destijds in hem niet die vereischtens die wij in gemoede verwachten in een persoon, die wij een volledige admissie zouden geven.”

Hetzelfde jaar treft hem een persoonlijke ramp: zijn vrouw Aaltje Noordhuis overlijdt in de Ommerschans. Anthony Felix Simon Swart blijft achter met drie jonge kinderen. Op 1 april 1824 wordt hij tot overmaat van ramp ontslagen als heelmeester van de Ommerschans. Op 20 september 1824 is hij terug. Deze keer als bedelaar en met maar twee van zijn drie kinderen, Felix en Bartha. Anthony overlijdt anderhalve maand na zijn terugkeer. Dochter Bartha sterft in 1826. Van het hele gezin is dan alleen Felix nog over.

Nooit geweten

Hij is dan nog maar 12 jaar. In eerste instantie blijft hij in De Ommerschans. Op 1 april 1829 wordt hij tussen de wezen in Veenhuizen geplaatst. Op 1 augustus 1831, hij is dan volwassen, wordt hij uit Veenhuizen ontslagen en krijgt hij met andere ‘veelbelovende’ wezen een opleiding aan het instituut van landbouwkundige opvoeding in Wateren.

„Mijn opa was een achterkleinzoon van deze Felix”, vertelt Wemmie Kooiker. „Mijn opa, ik ben door hem opgevoed, heeft er nooit wat over gezegd. Hij zei wel altijd: je mag nooit vergeten waar je vandaan komt. Maar wij hebben dit nooit geweten.”

De jonge Felix is na Veenhuizen en Wateren teruggekeerd naar Ruinen. „Daar kon hij bij iemand in dienst en moest hij spullen aan de deur verkopen.” Hij trouwt en als hij genoeg geld heeft voor wat eigen grond koopt hij een boerderijtje. Felix en zijn vrouw Jentje Lukas Kloeze krijgen veel kinderen.

Schaamte

„Ik vind het heel bijzonder om zo’n geschiedenis in de familie te hebben”, vertelt Wemmie Kooiker. Ze twijfelde even of ze haar verhaal zou opsturen. „Ik vind het wel een beetje dubbel. Misschien verzwegen ze het toen wel omdat ze zich ervoor schaamden. Maar ik vond toch dat ik het wel moest delen. Dit is een samenloop van omstandigheden, dat kan iedereen overkomen. Ik denk dat het in die tijd wel heel naar was als je behoeftig was.”

Nu ze de geschiedenis kent heeft ze met haar dochter De Ommerschans en Veenhuizen bezocht. „Je voelt je toch meer bij die geschiedenis betrokken. Dat je daar loopt en je weet dat je betovergrootvader daar ook rondgelopen heeft, dat is wel heel bijzonder.”

Wie stamt af van Abraham Tichelaar?

Dijk is nog op zoek naar nazaten van Abraham Tichelaar. Zijn zakhorloge is in het bezit van het Gevangenismuseum en de conservator wil het graag gebruiken in de tentoonstelling. De eigenaar van het zakhorloge is in het Zeeuwse Kruiningen geboren en komt op 19 augustus 1935 (zijn 70e verjaardag) in Veenhuizen terecht. Hij is dan vier keer veroordeeld wegens landlooperij met opz(et). Ook zijn ontslagdatum staat al op het aan het horloge bevestigde kaartje vermeld: 16 augustus 1938. Zover komt het niet, Abraham Tichelaar overlijdt op 7 november 1935 in Veenhuizen.

„Als je als verpleegde in Veenhuizen kwam moest je je spullen inleveren. Als je vrij kwam, kreeg je je spullen weer mee. Deze man is overleden in Veenhuizen en het zakhorloge is hier altijd gebleven”, legt Dijk uit.

Aan het horloge hangt een penning met een dubbele beeltenis: aan de ene kant is keizer Wilhelm II van Duitsland te zien, op de andere kant staat koning Umberto I van Italië. De penning is waarschijnlijk uitgegeven naar aanleiding van het staatsbezoek van de Duitse keizer aan de Italiaanse koning in 1888. Op zijn signalementskaart die wordt gemaakt bij aankomst in de Rijkswerkinrichting staat dat Tichelaar getrouwd was met Janna Pupliekhuijsen.

200 jaar Veenhuizen

In Veenhuizen wordt dit jaar veel aandacht besteed aan het 200-jarig bestaan van het dorp. Sinds de stichting in 1823 tot in de jaren 70 van de vorige eeuw werden in Veenhuizen wezen, veroordeelde bedelaars en landlopers heropgevoed tot deugdzame burgers. Volgens een voorzichtige schatting stamt minstens een miljoen Nederlanders af van iemand die als wees, kolonist of landloper in Veenhuizen heeft verbleven. Bekende Nederlanders met zo’n afstamming zijn onder meer Philip Freriks, Willeke Alberti en André Kuipers. Ook uitzoeken of in uw familie kolonisten voorkomen? Het beste startpunt voor uw onderzoek is de website www.allekolonisten.nl. Ook bij het Drents Archief kunnen ze u verder helpen.

Ook een verhaal of voorwerp van een voorouder delen met het Gevangenismuseum? Dat kan tot 7 juni door te mailen naar communicatie@gevangenismuseum.nl. Het is de bedoeling de tentoonstelling in de zomer vorm krijgt.