‘Wie drinken ‘s oavonds nait meer, anders worden wie alcoholisten’ | column Herman Sandman

Herman Sandman Foto: Marcel Jurian de Jong
Ze waren oprecht geïnteresseerd, mijn ouders. Ik vertelde dat ik op aanraden van de huisartsassistent - en mijn vrouw had daar al langer op aangedrongen - vitamine D slikte.
Een pil per week, voor een betere lichaamshuishouding en een wat minder bezwaard gemoed, dus dat zou ook goed voor hen zijn en ik knikte naar mijn vader: ,, Veural veur die .’’
Hij heeft net als ik talent voor somberen. Ook voor niet luisteren, maar tot mijn verbazing appte mijn zusje enkele dagen later dat zij Vitamine E voor mijn ouders had besteld. Of dat van mij kwam.
Ik antwoordde: ‘Haha, ja, alleen bedoelde ik D. Ik dacht nog: dat gaat natuurlijk het ene oor in en het andere weer uit. Bijzonder dat ze dit dan wel weer onthouden.’
Zus schreef dat vitamine E ook goed was: vertraagde onder meer de ‘verweking’ van de hersenen. Geen overbodige luxe dus.
Aan tafel bij mijn ouders gaat het veel over wat wel of niet goed is. Ze zijn beiden boven de 80, lichamelijk nog best goed, geestelijk ‘wordt het minder’, zeggen ze zelf en om het zo lang mogelijk vol te houden letten ze op eten en drinken en beperken het borreltje.
,, Wie drinken ‘s oavends nait meer ’’, had paps beslist, ,, anders worden wie alcoholisten .’’
Dat zou wel meevallen, bracht ik er tegenin, een biertje of kruidenbittertje kon geen kwaad. Wij, op onze leeftijd moesten daar op letten, maar zij waren oud. ,, As je boven de tachtig binnen moakt dat nait zo veul meer oet. Joe goan der toch aan .’’