Voedselbank-voorzitter Maria Jongsma bewijst: een dubbeltje kan dus wél een kwartje worden

Voedselbank-voorzitter Maria Jongsma werd vorige week door de RUG onderscheiden met de Ubbo Emmiuspenning en lanceerde bij die gelegenheid een plan voor kinderopvang voor kinderen vanaf 6 maanden uit achterstandsgezinnen. Foto: Nienke Maat
Eigenlijk ligt de oorsprong in Afrika. Halverwege de jaren tachtig woonde Maria Jongsma (nu 68) drie jaar in Tanzania. Haar man Frits werkte er als arts in een ziekenhuis. In verwachting van hun dochter Nienke zag Maria de schrijnende armoede om zich heen. ,,Ik was gelijktijdig zwanger met mijn Tanzaniaanse buurvrouw. Toen onze dochters werden geboren, besefte ik hoe verschillend de toekomstkansen van die twee meisjes waren. Toen is het vuurtje ontbrand.’’
Gelijke kansen voor álle kinderen, rijk of arm: het loopt als een rode draad door het leven en de loopbaan van Maria Jongsma. Als kind, opgroeiend in Lemmer en later Heerenveen, zag ze al: wie voor een dubbeltje geboren is, wordt niet snel een kwartje. ,,Ik was een van de weinigen die na de lagere school naar de HBS gingen en de enige van mijn klas die doorstroomde naar de universiteit. Studeren lag simpelweg niet in de scope toen wij opgroeiden.’’
‘Als je het nou hebt over tweedeling...’
Die jaren in Afrika werden een startpunt. ,,Als je het nou hebt over tweedeling...’’, blikt ze terug, thuis aan de keukentafel in Haren. ,,Dáár is pas echt armoede. Dat mensen gewoon helemaal níet te eten hebben. Volledig afhankelijk zijn van de goede giften van hun omgeving en familie. Dat is écht een wereld van verschil met hier: kinderen daar hebben zo ontzettend veel minder kansen dan die van ons.’’
Dat verschil zit hem natuurlijk vooral in sociaal-economische omstandigheden. Wie iedere dag opnieuw moet vechten voor het bestaan, heeft weinig mogelijkheden zijn kinderen een andere start te geven. Dat patroon doorbreken is een soort levensopdracht geworden voor Jongsma. Want het kán dus wel: van een dubbeltje een kwartje worden. Maar dan moet je er wel op tijd bij zijn, heeft ze geleerd.
Ze zag het toen ze opgroeide en ze ziet het weer nu ze oma is van vijf kleinkinderen. ,,In Heerenveen was de algemene opvatting in mijn omgeving: waarom zou je doorleren als je ook gewoon aan het werk kan gaan?’’, schetst Jongsma haar eigen wortels. ,,Ik had het geluk dat mijn ouders mij wel stimuleerden. Mijn vader was vertegenwoordiger en mijn moeder onderwijzeres: lagere middenklasse. Zij hebben mij altijd aangemoedigd om me te ontwikkelen.’’
Een hechte sociale omgeving
Hoe belangrijk dat is, ziet ze ook nu ze af en toe op de kleinkinderen past bij haar dochters in Utrecht. Allebei een goede baan, net als hun partners, stabiel gezin, kinderopvang in de buurt, opa’s en oma’s beschikbaar op de achterhand: een hechte sociale omgeving. ,,Ik ervaar hoe gunstig de opvoedingssituatie voor hen is. Hoe snel ze zich ontwikkelen doordat ze vaardigheden als taal of tellen iedere dag en elk moment van de dag spelenderwijs krijgen aangereikt.’’
Maar dat is dus lang niet elk kind gegeven. ,,Heel veel kinderen moeten het helemaal zelf doen: die hebben geen ouders die ze wekken om naar school te gaan, vinden ’s morgens een lege koelkast thuis, spelen nooit ’s avonds een gezellig een spelletje aan de tafel en worden gewoon helemaal níét gestimuleerd. Die hebben dus ook geen perspectief, geen voorbeeld van een toekomst waar ze naartoe kunnen leven.’’
Op het snijvlak van kinderopvang en onderwijs
Die achterstand op z’n minst een beetje wegnemen, is de drijvende gedachte achter zo’n beetje alles wat ze ondernam sinds die cruciale jaren in Afrika. Als afgestudeerde andragoloog trok ze de kar voor een lange reeks projecten op het snijvlak van kinderopvang en onderwijs. Allemaal gericht op een vloeiende aanloop naar het volwassen leven, voor álle kinderen, ook als ze van huis uit niet de bouwstenen meekrijgen om hun talenten te ontwikkelen.
Letterlijk: een ‘Kansrijke Start’, zoals niet voor niks de titel van de programma’s luidt die ze onder meer in de stad Groningen, Hoogeveen en in de Veenkoloniën mee van de grond hielp tillen. Daardoor krijgen moeders in achterstandsituaties al tijdens de zwangerschap gecoördineerde begeleiding van alle beschikbare instanties om hun aanstaande kind een goede start te geven, ondanks vaak moeilijke omstandigheden. ,,De inzet is dat de link tussen al die partijen goed is’’, legt Jongsma uit. ,,Van verloskundige via het consultatiebureau en eventueel jeugdzorg naar de kinderopvang. Zodat kinderen daar goed landen en uiteindelijk hopelijk ook op school.’’
Handvatten om zelf de weg omhoog te vinden
De centrale gedachte is: praktische hulp bieden, niet van bovenaf opleggen, maar ouders én kinderen handvatten aanreiken om zelf de weg omhoog te vinden. Daar draait het bijvoorbeeld ook om bij de ‘verlengde schooldag’: drie dagen in de week oriënteren bovenbouwleerlingen van basisscholen in achterstandswijken in de stad zich een uurtje of anderhalf na schooltijd op de arbeidsmarkt waar ze zich later een plek moeten zien te verwerven.
Dat gaat spelenderwijs en niet alleen voor kinderen uit achterstandsgezinnen, maar voor álle leerlingen. Jongsma: ,,Het uitgangspunt is: je moet kinderen niet op het strafbankje zetten. Zo van: ‘Jij moet extra les, want jij bent niet goed genoeg’. Kinderen willen geen uitzondering zijn, die willen meedoen met iedereen. Wij kiezen in Groningen bewust niet voor gespecialiseerde taal- of rekenjuffen, zoals in sommige andere steden. Als iederéén meedoet, trekken kinderen zich aan elkaar op. Oók de kinderen die zich slecht ontwikkeld hebben kunnen dan net even die sprong maken en ontdekken dat ze echt wel wat kunnen. Je wilt ze perspectief geven: laten zien dat werk léúk kan zijn. Dat krijgen juist deze kinderen niet automatisch mee van thuis.’’
‘Je ziet de kinderen met sprongen vooruitgaan’
Bij de verlengde schooldag komen professionals uit de meest uiteenlopende beroepen in de klas vertellen over hun vak. ,,Daarna doen de kinderen oefeningen waarbij ze leren wat je allemaal moet doen en kunnen voor zo’n beroep. Daarmee pikken ze spelenderwijs ook wat rekenen en taal mee. Als jij kok wilt worden, moet je bijvoorbeeld wel kunnen meten en rekenen als je een recept wilt bereiden. Elk beroepenproject wordt afgerond met een gezamenlijke presentatie voor familie: bijvoorbeeld een plantjesmarkt als de groenvoorziening is geweest of een hapjesbuffet als een kok te gast was. Zo betrek je ook ouders op een leuke manier bij school, wat normaal altijd lastig is. En je ziet de kinderen met sprongen vooruitgaan: taal, rekenen én zelfvertrouwen.’’
Meedoen: dat is ook de inspiratie voor het plan dat ze vorige week lanceerde bij de uitreiking van de Ubbo Emmiuspenning die ze kreeg toegekend door de Rijkuniversiteit Groningen wegens maatschappelijke verdiensten. ,,Het was een geweldige verrassing toen ze me daarover in december belden. Maar tegelijkertijd: zo’n eerbetoon, compleet met symposium over armoedebestrijding, is heel mooi, maar ik ben toch vooral van de actie. Ik wil het momentum dan ook meteen gebruiken om iets voor elkaar te krijgen.’’
Landelijk pilotproject
En zo werd het plan geboren voor een landelijk pilotproject. Met gemeenten, onderwijs- en zorginstellingen in de provincie kijkt Jongsma of Groningen een proefgebied kan worden waar kinderen uit achterstandsgezinnen al vanaf zes maanden terechtkunnen in de kinderopvang. Want er ligt nu dan wel een nieuwe wet die dat vanaf 2027 vrijwel gratis maakt voor baby’s vanaf een halfjaar, maar dat geldt uitsluitend voor ouders die allebei werken. Kinderen van alleenstaande ouders of bijstandsmoeders vissen achter het net. Zij hebben wel toegang tot de zogenoemde Vroeg- of Voorschoolse Educatie (VVE), maar die geldt pas vanaf 2,5 jaar. Tegen die tijd hebben ze al een forse ontwikkelingsachterstand opgelopen.
Ze kan er bijna kwaad om worden. Wéér een wig in de samenleving. ,,Dit maakt de maatschappelijke tweedeling alleen maar groter: een heel slecht plan.’’
Sinds ze in december wist dat die Ubbo Emmiuspenning eraan zat te komen, is Jongsma aan het rekenen en bellen geslagen om haar plan uit te werken. Zo’n 1300 kinderen uit Groningse achterstandsgezinnen zouden in aanmerking komen voor de babyopvang als de pilot van de grond komt. Al vanaf 2024 hoopt ze een start te maken in de stad Groningen en hopelijk nog in een tweede gemeente. Daarna moet het uitgroeien over de hele provincie. ,,Ik hoop op een zwaan-kleef-aaneffect, zodat uiteindelijk in 2027 alle kinderen uit achterstandsgezinnen naar de kinderopvang kunnen, net als hun leeftijdgenoten.’’
Slopende spierziekte remt dadendrang
Het is een project waar ze nog een keer vol de schouders onder wil zetten. Buiten de Voedselbank Groningen én de dierbare ontwikkelingshulpprojecten die ze heeft opgezet in Tanzania, is ze de waaier aan andere (bestuurs)activiteiten, van de Raad van Toezicht van het gevangenismuseum in Veenhuizen tot het Groningse caritasfonds RK-SCI, langzaam aan het afbouwen. Noodgedwongen: in maart is de diagnose ALS bij haar vastgesteld. De slopende spierziekte remt haar in haar dadendrang.
,,Ik merk dat lopen en bewegen steeds lastiger wordt’’, zegt Jongsma, thuis aan de keukentafel in Haren. ,,Met de rollator lukt het voorlopig nog. Maar ik heb wel gezegd dat ik actief blijf voor de voedselbank. Dat vind ik veel te leuk om nu al afscheid van te nemen. Als het niet meer gaat, dan is het natuurlijk afgelopen. Maar ik heb er gewoon hartstikke veel plezier in. Het kost energie, maar ik haal er méér energie uit. Dus zolang ik nog mobiel genoeg ben, ga ik gewoon door.’’
Sinds ze drie jaar geleden het stokje overnam van voorzitter en drijvende kracht Ulfert Molenhuis, is Jongsma verknocht geraakt aan de voedselbank. ,,Het eerste wat me opviel is de geoliede machine die Ulfert heeft opgebouwd. Met 180 vrijwilligers zorgen we er elke week weer voor dat achthonderd gezinnen in en rond de stad te eten hebben. Dat is iedere dag weer een enorme organisatie. Want we zijn dan wel een vrijwilligersclub, maar er wordt professioneel gewerkt.’’
‘Steeds meer logistiek en organisatie’
Daarbij moet de voedselbank opereren onder snel veranderende omstandigheden. ,,De laatste jaren hebben we het voedselaanbod van de lokale supermarkten fors zien terugvallen’’, zegt Jongsma. ,,Vroeger haalden we volle vrachtwagens op, nu staat er soms nog één kratje, met spul dat we eigenlijk al bijna kunnen weggooien. Dat is ons grootste probleem nu. We proberen het te ondervangen met andere toeleveranciers en meer uitwisseling met voedselbanken elders in het land. Zij hebben spullen die wij niet hebben en omgekeerd. Aan het eind van de rit lukt het nog elke dag om eten op de plank te krijgen in al die gezinnen, maar er komt wel steeds meer logistiek en organisatie bij kijken.’’
Ondertussen kijkt Jongsma reikhalzend uit naar de realisatie van haar jongste geesteskind: de kinderopvang-pilot. Het plan werd bij de uitreiking van de Ubbo Emmiuspenning al direct omarmd door een hele rij bestuurders van gemeenten en zorginstellingen. Inmiddels is de Harense al druk bezig die contacten verder uit te diepen. Ondanks haar ziekte wil ze nu doorpakken om al volgend jaar een start te maken. ,,Ik ben niet degene die zelf de kar kan trekken’’, beseft ze. ,,Maar ik wil er wel graag aan meewerken. En ik wil het ook graag meemaken. Dus je snapt: ik heb haast!’’
Paspoort
Naam: Maria Jongsma
Geboren: 1954, Lemmer
Burgelijke staat: gehuwd, drie kinderen, vijf kleinkinderen
Opleiding: HBS-B, Rijksuniversiteit Groningen (andragologie, afgestudeerd 1979)
Loopbaan, o.a.: docent maatschappijleer Streekschool Groningen, beleidsmedewerker Kruiswerk Drenthe, directeur Kinderopvang Drenthe, organisatieadviseur STAMM (o.a. interim-directeur Drentse Sport Federatie en Kunst & Cultuur Instituut Drenthe), sinds 1997 zelfstandig consulent: advies- en fusietrajecten en projectleiding in kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en welzijn
Hobby’s : hardlopen, fietsen, bergsport, schaatsen, fotografie, saxofoon spelen