Mannus verhuist van de stad Groningen naar Westerwijtwerd, middenin het aardbevingsgebied. 'Ben ik naar een rampplek verhuisd?' | DVHN longread

Verslaggever Mannus van der Laan bij zijn recent gekochte woning in Westerwijtwerd. 'Ben ik naar een rampplek verhuisd?' Foto: Corné Sparidaens
Anderhalf jaar geleden vroeg een Italiaanse fotografiestudent mij of ik hem wegwijs wilde maken in het aardbevingsgebied. Het moest leiden tot een fotoproject, waarop hij wilde afstuderen aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Een week later gingen Davide Degano en ik op een mooie nazomerdag op pad. Voor mij als inwoner van de stad Groningen een uitgelezen kans het gebied zelf ook eens beter te leren kennen.
Onze eerste halteplaats was Westerwijtwerd. Na de koffie op het terras van het huiskamercafé staken we via een hoogholtje het Westerwijtwerdermaar over en liepen naar de middeleeuwse Mariakerk. Dat het zo’n paradijselijke plek was, verraste ons allebei. In het sobere interieur vergaapten we ons aan de primitief geschilderde fresco van twee Friese kampvechters, die de strijd tussen goed en kwaad verbeeldt.
We wandelden weer naar buiten en zagen dat de deuren van de pastorieboerderij ernaast waren geopend. Op een poster boven de deur stond ‘Welkom. Open Monumentendag.’ We namen de gelegenheid te baat en stapten nieuwsgierig over de drempel. De bewoonster begroette ons allerhartelijkst en vertelde terloops dat haar woning te koop stond.
Om een lang verhaal kort te maken: een week later waren mijn vrouw en ik eigenaar van deze weem.
‘Ben ik inderdaad naar een rampplek verhuisd?’
Iedereen verklaarde mij voor gek. Een half jaar eerder was Westerwijtwerd opgeschrikt door een aardbeving met een kracht van 3.4 op de schaal van Richter. Die werd door voormalig minister Eric Wiebes afgedaan als een ‘bevinkje’. Hij ging diep door het stof.
En wist ik wel dat er eerdaags een hoogspanningsleiding boven mijn voortuin wordt aangelegd?, schamperde een collega. Hij doelde op de zogeheten 380 kV van de Eemshaven naar Vierverlaten. Stichting Het Groninger Landschap vocht het plan samen met andere natuur-, erfgoed- en bewonersorganisaties tot aan de Raad van State aan. Tevergeefs.
Ben ik inderdaad naar een rampplek verhuisd? Of zal de situatie in het gebied, nu de gaskraan in 2022 wordt dichtgedraaid, ten goede keren? Wat zijn eigenlijk de plannen voor de nabije toekomst? Daarover gaat deze longread. Bij het zoeken naar een antwoord ga ik te rade bij bewoners en deskundigen.
Een vogelaar in de dop
Het komt gelegen dat ik na mijn verhuizing een passend welkomstgeschenk krijg, Je keek te ver van dichter/journalist Marjoleine de Vos. Deze ode aan het Hogeland blijkt een fijne introductie tot mijn nieuwe woongebied.
Het begint met een stukje over vogels. De Vos constateert dat veel mensen amper soorten kunnen onderscheiden. Ze zien alleen maar ‘vogels’ of ‘meeuwen, eenden, mussen, zwanen’. Inderdaad, daar herken ik me een beetje in. Dat is het mooie van het wonen op het platteland. Je krijgt oog voor buizerds, ransuilen, roodborstjes, vinken, winterkoninkjes, koolmezen en al die andere gevleugelde gasten die je tuin aandoen. Een ijsvogel die over het water scheert, bezorgt me zelfs een geluksmomentje. Mijn vrouw vermoedt dat ik een vogelaar in de dop ben.
Het lot van landschappen is volgens De Vos vergelijkbaar met dat van vogels. ‘Het duurt heel lang voor je er iets aan ziet. Mensen die klagen over hoe de historie van het landschap wordt uitgewist, klagen vaak aan dovemansoren of aan blindemansogen: voor de niet-ingewijde, de niet-kenner is er aan het landschap sowieso heel weinig te zien.’
Een bevrijdende wandeling
Dat je het landschap moet leren lezen hoef je Marco Glastra, directeur van Stichting Het Groninger Landschap, niet uit te leggen. Zijn stichting is 85 jaar geleden opgericht ter bescherming van natuur, erfgoed en landschap. ,,Van die drie is landschap het lastigst’’, vertelt hij in het Bezoekerscentrum Reitdiep in Noorderhoogebrug, terwijl we op deze winterse dag uitkijken op schaatsers die zich een weg banen over de bevroren bedding van de Hunze, de oude Drents-Groninger rivier die oorspronkelijk uitmondde in de Waddenzee. ,,Landschap is alles en van iedereen en niemand.’’
Juist dat maakt het zo moeilijk om het landschap te beschermen, vooral tegen ontwrichtende economische belangen. Lang niet iedereen is zich ervan bewust dat de ontstaansgeschiedenis van de waddenkust uniek in de wereld is. De eerste bewoners hebben het land met bovenmenselijke inspanningen veroverd op het wassende water. De wierden met de middeleeuwse kerken zijn daar de stille getuigen van. Rijksbouwmeester Floris Alkemade noemt de aardbevingsregio niet zonder reden van ‘grote cultuurhistorische waarde’.
De Vos is verliefd op het wierdenlandschap. Ze schrijft dat ze elke dag vanuit haar huis in Zeerijp een wandeling in de omgeving maakt. ‘Omdat wandelen je, uiteindelijk, bevrijdt van jezelf.’
Het Toscane van Nederland
Op de dag dat ik haar ga interviewen, rijd ik even langs Eenum, dat ze vaak aandoet. De wierde met de kerk is ongeveer honderd jaar geleden goeddeels afgegraven. De vruchtbare klei werd gebruikt om arme zandgronden in Drenthe mee op te waarderen. ‘Vrijwel geen enkele wierde bleef ongemoeid’, schrijft historisch socioloog Otto Knottnerus op de website ‘Landschappen van Noord-Nederland’ van het Kenniscentrum Landschap van de RUG.
De verminkte wierdendorpen met hun romanogotische kerken hebben een romantisch, on-Nederlands aanzien. Ze komen een beetje Frans of Italiaans over. Dat moet de reden zijn waarom Noord-Groningen soms het Toscane van Nederland wordt genoemd. Veel buitenstaanders hebben daar geen besef van. Die denken ten onrechte dat het gebied, zoals De Vos menigmaal heeft ervaren, ‘heel plat is’. ,,Dat er niks is.’’
De Vos verhuisde in 2004 vanuit Amsterdam naar het pittoreske Toornwerd. Eerst was het haar tweede huis, in 2009 vestigde ze zich er permanent. Een paar jaar geleden verkaste ze met haar partner naar een oud dorpsschooltje in Zeerijp. De aardbevingen en het negatieve sentiment dat eromheen zou hangen, waren voor haar geen reden het gebied de rug toe te keren. ,,Dat sentiment is er ook niet. Het heeft me juist altijd getroffen dat bijna elke Groninger de lof zingt van de omgeving. Natuurlijk, als je met mensen praat over de aardbevingen en de afhandeling van de schade, gaan ze geweldig zitten mopperen. Daar is ook alle aanleiding toe . Maar ik heb niet het gevoel dat ik hier in een poel van negativiteit ben terechtgekomen.’’
Terug in de tijd
Via slingerende wegen die de loop van vroegere wadgeulen volgen, rijd ik naar Westeremden. Het is bijna niet voor te stellen dat de weilanden en akkers waar ik doorheen rijd, zijn ontsproten aan een kwelderlandschap. Voordat het door dijken was beschermd, stroomde het kustgebied bij vloed onder water. Bij het weglopen ervan bleef er telkens wat modder achter, zodat het land werd opgehoogd. Dat is geen overbodige kennis. Om erachter te komen waar het naartoe moet met het landschap moet je weten hoe het zich heeft gevormd. Om dat te achterhalen ga ik naar Henk Helmantel.
De 75-jarige kunstschilder woont in de weem naast de dertiende-eeuwse Andreaskerk in het dorp. Nog elke dag zit hij achter zijn schildersezel te werken. In opperste concentratie brengt hij olieverf aan op het doek van zijn realistische stillevens, kerk- en kloosterinterieurs. Zijn werk neemt je mee terug in de tijd, naar een wereld van puurheid, eenvoud en ambachtelijkheid.
De teloorgang van het land
De pastorieboerderij ademt ook die sfeer. In 1974 is hij begonnen met de bouw ervan, naar het evenbeeld van de middeleeuwse weem die er ooit heeft gestaan. Met sloopmaterialen heeft hij haar steen voor steen opgebouwd. Om een bouwvergunning te krijgen wist hij de welstandscommissie te overtuigen met een zelfgemaakt schilderij van het pand.
Helmantel is in Westeremden geboren en getogen als zoon van een kweker. Dat is te zien aan zijn stillevens, waarop nogal wat fruit en groenten figureren. ,,Wij hadden een boomgaard met halfstammen. Er groeide van alles: peren, appels, pruimen, kruisbessen, bessen. ’s Winters teelden we witlof. Ook hadden we druiven in de kas. Toen ik een jaar of 10 was, kregen we onze eerste kassen om tomaten en komkommers in te telen.’’
Op het Hogeland waren volgens Knottnerus ‘honderden’ van zulke tuinbouwbedrijfjes. Schuin achter mijn huis in Westerwijtwerd is ook nog een veldje met wat fruitbomen, dat ooit aan een kwekerij toebehoorde. De producten gingen naar veilingen in Loppersum, Zandeweer, Uithuizen, Hoogezand-Sappemeer, Groningen en Eelde.
In de loop van de jaren zestig, toen de moderne productie- en consumptiemaatschappij tot wasdom kwam, werden veel kleine agrariërs uit de markt geprijsd. Er kwam steeds meer druk om over te gaan op ruilverkavelingen. Dat was volgens Helmantel het bepalende moment van de teloorgang van het karakteristieke boerenland. ,,Ik heb er buikpijn van gehad.’’
Door het samenvoegen van percelen verdwenen veel natuurlijke erfafscheidingen. ,,Je zag vroeger veel meidoorns. Zomaar in het veld en langs de slootkant. Als het in de zomer heet werd, lagen de koeien in de schaduw ervan. Voor de moderne boer zijn bomen de vijand. Zo kaal als het tegenwoordig is, was het toen niet. Nu zie je alleen nog beplanting op de boerenerven, in de dorpen en langs de wegen.’’
‘Biljartlakens’
Zijn waarneming wordt bevestigd door Knottnerus. ‘Door ontwatering en ruilverkavelingen zijn veel kleinschalige landschapselementen verdwenen.’ Emeritus hoogleraar architectuur en stedenbouwgeschiedenis Auke van der Woud geeft er in zijn vorig jaar verschenen studie Het landschap, de mensen een treffende beschrijving van: ‘Het land was rommelig, met struiken, plassen, bulten en kuilen. Niet netjes.’
Als ik nu door het Hogeland rijd, ontwaar ik buiten de wierdendorpen bijna alleen nog eindeloze vlakten met pootaardappelen, bieten of koren. Alle gewassen staan kaarsrecht in de rij. Dankzij gps, vertelt Helmantel mij met een misnoegde ondertoon. ,,Vroeger kon je zien hoe goed een boer of arbeider kon ploegen of zaaien. Dan was hij wat mans. Nu is het geen kunst.’’
De eentonigheid van het landschap doet zich volgens hem nog meer voor op de weidegronden. Daarop staat bijna niets anders meer dan Engels raaigras. Hij noemt het ‘biljartlakens’, waarop nauwelijks een paardenbloem groeit. ,,Boeren willen zo veel mogelijk gras oogsten. Ze hopen op een mooi voorjaar, niet te droog, zodat ze de eerste snee tijdig kunnen maaien. Vogelnestjes hebben nauwelijks kans.’’
‘Een onberispelijk land’
Van der Woud legt de oorsprong van de grootschalige, mechanische landbouw bij de ontwikkeling van de Zuiderzeepolders. ‘In een zeer groot deel van Nederland is het huidige landbouwland familie van de Wieringermeer, de modelpolder waar in de jaren dertig de rationele intensieve landbouw op grote schaal in praktijk werd gebracht.’
De aanleg ervan was de afsluitende fase van een proces tussen 1850 en 1940 waarin het land, zoals Van der Woud het uitdrukt, ‘nuttig’ werd gemaakt. ‘Een onberispelijk land’, moesten we worden, ‘alles in laatjes en vakjes’, zo citeert hij W.J. van Balen in een boek uit 1936 over de ontginningen.
De ambitie was het beste landbouwland ter wereld te worden. Onder de in Ulrum geboren landbouwminister Sicco Mansholt (1908-’95) die tevens boerde in de Wieringermeer, werd de zegetocht na de oorlog op volle kracht voortgezet. Na de Verenigde Staten zijn we de grootste exporteur van landbouwproducten geworden. Misschien iets om trots op te zijn, maar we hebben er wel een prijs voor betaald.
Ontwikkelaars 'plempen' het landschap op 'wildwestachtige' wijze vol met windparken
En dan krijg je ‘museumlandschappen’
Elke vierkante centimeter grond is in cultuur gebracht. Het idee van het maakbare landschap heeft nergens meer wortel geschoten dan hier. Kunnen we het ons nog permitteren om op dezelfde voet door te gaan? ,,Dat is bijna onvermijdelijk’’, reageert Theo Spek, hoogleraar landschapsgeschiedenis aan de RUG. ,,Zo lang het hier bewoond is, hebben we nieuwe lagen in het landschap aangelegd. Dat proces kunnen we niet stopzetten. We kunnen er wel een laag aan toevoegen of iets laten verdwijnen waar we vanaf willen.’’
Dat laatste is onder meer gebeurd in het dal van de Ruiten Aa in Westerwolde, vertelt hij. De afgelopen 20 jaar is daar de ecologische hoofdstructuur hersteld. ,,Dat is een soort restauratie ten behoeve van het watersysteem en natuurherstel. Boeren hebben daar een stapje terug moeten doen.’’
Er zijn erfgoedbeschermers die roepen dat we landschappen in oude staat moeten terugbrengen. Een ‘misvatting’, vindt Spek. Dan krijg je ‘museumlandschappen’. ,,Het leidt tot zoiets als Orvelte of Bourtange; die zijn bevroren in de tijd. Dat zijn uitzonderingen, die wil je niet overal. Er moet ook ruimte zijn voor verandering. Dynamiek is de enige constante in het landschap, hoewel de mate waarin verschilt van gebied tot gebied.’’
Waarom de biodiversiteit afneemt
Hoe ligt het Groninger landschap er nu eigenlijk bij? Als iemand dat moet weten, is het Glastra. In de verte kijkend naar de schaatsers op de bevroren rivierarm, als ware het een winters tafereel van Hendrick Avercamp, vertelt hij dat hij blij is dat de weidsheid en de ruimte van het Groninger landschap tot dusver zijn behouden. ,,Ook de rijke historie – vooral de wierden, de maren en de dijken – zie je er nog voor een belangrijk deel in terug.’’
Met de natuurgebieden gaat het volgens hem ‘stabiel’ of ‘zelfs beter’. ,,Dat geldt zeker voor de voedselrijke zeekleigebieden. De beken, de moerassen, de kust: er is veel herstel. De zeearend komt terug, de otter is er weer . Door verdroging en te hoge concentraties stikstof doen de zandgronden het veel slechter.’’
Mis gaat het volgens hem met de biodiversiteit in het agrarische gebied. Die noemt hij ‘dramatisch’ slecht. ,,Door het intensieve gebruik is er op de landbouwgronden een continue verschraling aan de gang. Er is al tientallen jaren een afnemende trend aan vogels, vlinders en insecten op het boerenland.’’
Ook rijksbouwmeester Alkemade stelt de funeste gevolgen van landbouw en veeteelt aan de kaak in zijn vorig jaar verschenen essay De toekomst van Nederland. Hij schrijft: ‘Het achterliggende principe – zo veel mogelijk productie voor zo min mogelijk geld – brengt met zich mee dat we nu al eeuwen op de bodemkwaliteit interen. Daardoor neemt ook de biodiversiteit af, iets dat zich niet met kunstmest laat corrigeren.’
De akkers in bloei
Spek benadrukt dat de discussie over de ‘vergroening’ van de landbouw inmiddels is geagendeerd. Het is onderdeel van een bredere beweging, waarvan ‘duurzaamheid’ het sleutelbegrip is. ,,Op het platteland zijn veel transities aan de gang. Het gaat over uiteenlopende thema’s als biodiversiteit, dierenwelzijn, energietransitie en waterbeheer.’’
De kentering in de landbouw is ook gaande omdat het verdienmodel van de boeren onder druk staat. Natuurinclusieve landbouw waarbij er oog is voor biodiversiteit wordt door Groninger en Friese kleiboeren steeds meer omarmd. Onlangs brachten ze daarvoor een actieplan naar buiten. Zo willen ze binnen tien jaar 1200 kilometer bloemrijke akkerranden en bermen realiseren.
Een nieuwe landbouw
In de Ommelander Courant lees ik nog meer goed nieuws: steeds meer boeren in Groningen maken delen van hun land nat voor weidevogels. Die plassen water vallen ook mij op wanneer ik over landweggetjes in de omgeving van mijn huis rijd. Door het creëren van deze plasdrasgebieden worden onder meer grutto’s, kieviten en tureluurs aangetrokken. Ook gaan sommige boeren later in het seizoen maaien, zodat vogels hun jongen kunnen grootbrengen.
Van Glastra hoeft de landbouw niet kleinschalig te worden, maar wel minder intensief. Van boeren hoef je niet te verwachten dat ze teruggaan naar paard en wagen. ,,Met moderne landbouwmachines kunnen ze ook strokenteelt bedrijven en dankzij de inzet van drones alleen bemesten en spuiten wanneer het nodig is. En ook al is er maar een paar procent extra ruimte voor bloemen en struiken, dat kan genoeg zijn om insecten en vogels de ruimte te geven, zodat ons mooie Groninger landschap weer dooraderd is met biodiversiteit.’’
Helmantel hoopt stilletjes - en ik met hem - dat er weer wat meer losse begroeiing op het land komt. Hij noemt een voorbeeld uit zijn eigen, vertrouwde omgeving: het fietspad van Westeremden naar Loppersum. ,,Dat laatste stuk is helemaal kaal. Daar is ruimte om wat meidoorns te planten. Dat zou ik willen stimuleren. Een lichte aankleding van het landschap.’’
‘Ik mis de paden waarop je kunt wandelen’
,,Er is ook subsidie voor akkerrandenbeheer, dus waarom niet daarvoor’’, reageert Tialda Haartsen, hoogleraar rurale geografie aan de RUG. Ik spreek haar thuis in Eenrum, waar ze met haar gezin een rentenierswoning bewoont, zo’n monumentaal huis dat menig Groninger herenboer rond de vorige eeuwwisseling na zijn pensionering in een naburig dorp liet optrekken. Noord-Groningen is er rijkelijk mee bedeeld.
Zelf vindt ze het jammer dat door de ruilverkavelingen veel oude kerkpaden zijn gesneuveld. Die liepen kriskras door het landschap. Voor een deel zou je die kunnen terugbrengen. ,,Je kunt proberen om rond dorpen meer leuke ommetjes te maken.’’
Dat klinkt mij als muziek in de oren. Het is een van de weinige zaken die ik mis in de omgeving van Westerwijtwerd: paden waarop je kunt wandelen, zodat ik net als Marjoleine de Vos bevrijd raak van mezelf.
100 miljoen voor Toukomst
Sommige ideeën worden opgepakt door het project Toukomst, opgezet door het Nationaal Programma Groningen (NPG) in samenwerking met bureau West 8 van landschapsarchitect Adriaan Geuze. Het budget van 100 miljoen euro, beschikbaar gesteld ter compensatie voor de aardbevingen, moet ten goede komen aan het leefklimaat in Groningen.
Een bewonerspanel heeft in januari dit jaar een selectie van de ingediende plannen voorgedragen aan het bestuur van het NPG. Projecten die zijn geadopteerd zijn onder meer vergroening van gaswinningslocaties, ecologisch bermbeheer, het aanplanten van Tiny Forests, het vergroten van de biodiversiteit en het koppelen en bevaarbaar maken van diepen en maren.
Enkele plannen sluiten aan bij mondiale voornemens, zoals het planten van meer bomen ter verlaging van het CO2-gehalte in de atmosfeer. Als het aan Glastra ligt, levert ook Groningen hieraan een bijdrage. De invulling moet per gebied worden bekeken. ,,Zoiets als Tiny Forests is fantastisch in het Westerkwartier, maar die moet je niet in weidevogelgebieden ontwikkelen. Het is ook geen probleem om die tegen dorpen aan te leggen.’’
Toch ligt dat soms gevoelig. Zo weigerde de gemeente Oldambt recentelijk toestemming te geven voor de aanleg van een walnotenbos in Oostwold. De landbouwgrond is geoormerkt als open gebied en hierdoor mag er geen bos worden aangeplant. De lokale fractie van de Partij voor het Noorden pleit voor een minder starre houding jegens het landschap.
Inferno
Veel ingrijpender is dat flinke delen van het landschap een transformatie dreigen te ondergaan door de energietransitie. De ‘wildwestachtige’ wijze waarop ontwikkelaars de laatste jaren het landschap ‘vol plempen’ met wind- en zonneparken stuit Glastra zeer tegen de borst.
Dat doet het mij ook. Als je ’s avonds het rood verlichte windpark bij Meeden nadert waan je je in een inferno. Dezelfde onheilspellende aanblik biedt het windpark in de Eemshaven op de N46 vanuit Groningen. Het schijnsel steekt de hele horizon van Noord-Groningen in lichterlaaie.
Een stroomsnelweg van 40 kilometer
Misschien moeten we denken aan een lijnopstelling van windmolens langs het Eemskanaal, suggereert Glastra. Of langs de A7. Dan volgen de turbines bestaande lijnen in het landschap, net zoals op sommige plekken in de Flevopolder. ,,Je ziet nu een tendens dat elke dorp en stad het zelf wil doen. Dat levert een landschap op waar overal geïsoleerde windmolens staan. Clustering vind ik beter. Laten we het op een paar plekken goed doen.’’
Hij hekelt ook de aanleg van de 40 kilometer lange ‘stroomsnelweg’ 380 kV , dwars door weidevogelgebieden en het Reitdiepdal. Ik hoop nog steeds dat ik hem straks vanuit mijn tuin niet kan zien; het zal erom spannen. Glastra: ,,Dat is hét voorbeeld hoe het niet moet . Niemand in Groningen vindt het erg dat we het stopcontact van Nederland zijn, maar dan moeten we niet worden opgescheept met zo’n bovengrondse stroomleiding waar we nog 50 jaar tegenaan kijken. Je moet afdwingen dat zo’n leiding er alleen kan komen als die onder de grond gaat.’’
Volgens Theo Hoek, voormalig directeur van welstandsorganisatie Stichting Libau, is het hoog tijd voor een publiek debat over de ruimtelijke keuzes die we moeten maken. Daarna moet de overheid de regie nemen. ,,Er moet een evenwicht komen tussen pijn en opbrengst. Als dit debat en die regie niet plaatsvinden, dan is er maar één uitkomst: een totale verrommeling van het landschap.’’
Glasvezel
Daar is niemand bij gebaat, vooral niet omdat Haartsen verwacht dat het noordelijke platteland naast een agrarische functie nog meer dan nu een woonbestemming krijgt. De meeste inwoners zullen thuiswerken of forenzen in de stad. Een aantrekkelijk landschap is van wezenlijk belang, ook voor nieuwkomers en toeristen.
Tegelijk moeten er voldoende voorzieningen zijn. Goede internetverbindingen zijn volgens Haartsen ‘cruciaal’. ,,Niet alleen voor bewoners, ook voor het ondernemerschap op het platteland.’’
Momenteel worden er op diverse plekken glasvezelverbindingen aangelegd. De belofte van KPN om voor 2025 minstens 65 procent van de huizen in Nederland aan te sluiten, acht de aan de RUG verbonden geograaf Koen Salemink ‘onhaalbaar’. ,,De overheid moet daarover harde afspraken met KPN maken.’’
Op locaties waar de aanleg onrendabel is, zijn er initiatieven als Snel Internet Groningen. Op diverse plekken rond Westerwijtwerd zie ik de afgelopen maanden kraanmachines in de bermen van wegen sleuven graven en kabels trekken. Volgens een woordvoerder zijn alle afgelegen adressen die willen meedoen in het aardbevingsgebied deze zomer voorzien van een glasvezel- of (als het niet anders kan) radioverbinding. Daarna komen de buitengebieden in de rest van de provincie aan bod.
Volgens Salemink kunnen lokale of regionale initiatieven als Snel Internet Groningen hun beloften evenmin waarmaken. Veel bewoners op afgelegen plekken die een aansluiting op een glasvezelkabel was beloofd, worden in hun ogen afgescheept met een inferieure radioverbinding.
Gedeelde elektrische bolides
Evenzo van belang zijn wegen en goed openbaar vervoer. Die zijn toereikend, meent Haartsen. ,,Veel plattelanders zijn automobiel en willen dat graag blijven.’’ Er mogen wat haar betreft wel meer doorfietsroutes worden aangelegd. Zowel Drenthe als Groningen investeert daar de komende jaren tientallen miljoenen euro’s in.
Alom lof is er voor de opmars van elektrische deelauto’s. In Noord-Groningen ging vorig jaar het project Deelslee van start. Via een app kunnen bewoners elektrische auto’s huren die in meerdere dorpen aan laadpalen staan. Een abonnement is niet per se nodig, dat maakt het wel zo laagdrempelig. Ik heb er al diverse malen eentje gebruikt. Dankzij deze dienst heb ik gelukkig geen tweede auto nodig.
Het verschil tussen wonen in de stad en op het platteland wordt door de opkomst van dit soort diensten steeds kleiner. In Westerwijtwerd heb ik dankzij de computer, internet en de mobiele telefoon de hele wereld binnen handbereik. Zelfs pakketjes worden even snel bezorgd als in Groningen. Het enige wat ik in mijn dorp mis is een papierbak; oud papier dump ik nog steeds in de stad.
‘Ik sta in de wacht’
Vooralsnog heb ik niet het gevoel dat ik op een rampplek ben aangeland. Ook mijn weem heeft aardbevingsschade, maar dat is geen verrassing voor me. Dat wil ik ook laten repareren, maar dan moet ik eerst weten hoe het versterkingsadvies uitpakt. Ik sta, net al veel andere bewoners, in de wachtstand.
Als ik om me heen kijk, zijn er al best veel woningen opgeknapt. Hoek ziet echter dat nog veel bebouwing in de provincie wordt gekenmerkt door een vorm van ‘sleetsheid’. Dat wordt niet alleen veroorzaakt door de aardbevingen maar ook door de achtergebleven vraag in de provincie, waardoor er weinig groei en vernieuwing is geweest. ,,Een effect dat sterker wordt naarmate je verder verwijderd bent van de stad Groningen.’’
Hij vreest dat het erfgoed door de versterkingsopgave een nieuwe klap krijgt. De constructies die gebouwen aardbevingsbestendig moeten maken, zullen de bouwhistorische kwaliteit geweld aandoen. Stichting Oude Groninger Kerken, eigenaar van 96 kerken in de provincie, doet om die reden niets aan versterking.
‘Er is alle reden om van die huizen afscheid te nemen’
Rob Hendriks van DAAD Architecten, die tevens supervisor is van de gemeente Midden-Groningen, maakt zich daarover niet zo druk. Ik ga bij hem op bezoek in zijn nieuwe stad-Groninger filiaal in de Oude Kijk in ’t Jatstraat, van het dit jaar door DAAD overgenomen O.V.T. (bureau voor restauratie en renovatie). Het is altijd mooi als het onderkomen van een bedrijf past bij de aard van de werkzaamheden die het verricht. Dit pand uit de dertiende eeuw overtreft alles, met zijn historische tegelvloeren, houten lambriseringen en wandschilderingen.
Na de beving in Huizinge in 2012 is er volgens Hendriks ‘vrij paniekerig’ gereageerd met de inzet van zware versterkingsconstructies, die ervoor moesten zorgen dat gebouwen niet instorten. ,,Het scheelt dat dankzij het dichtdraaien van de gaskraan de bevingsfrequentie en -intensiteit afnemen. De normen waaraan we moeten voldoen om veilig te bouwen worden minder zwaar. In combinatie met verbetering van bevingsbestendige bouwtechnieken zorgt dat voor een omslag van sloop-en-nieuwbouw naar versterking.’’
Als er toch nieuwe woningen worden gebouwd, lopen de gemoederen soms hoog op. In ’t Zandt, waar een woningcorporatie in het historische hart zes sociale huurwoningen bouwt, vinden buurtbewoners dat het karakter van het dorp ernstig wordt aangetast. Hendriks kan zich de kritiek goed voorstellen, maar vernieuwing is er altijd geweest. Alleen gebeurt het nu in een kort tijdsbestek. ,,De naoorlogse woningvoorraad is in veel dorpen technisch verouderd en niet duurzaam. Er is alle reden om van die huizen afscheid te nemen. Dat wordt door de aardbevingen versneld.’’
Limburgse dorpen in het Noorden
Dat neemt niet weg dat nieuwbouwhuizen in historische dorpen nogal uit de toon kunnen vallen. Dat geldt ook voor cataloguswoningen, die sommige particulieren hebben laten bouwen. Hendriks kan zich indenken dat mensen daarvoor kiezen. ,,Ze zien meteen hoeveel kubieke meter ze voor een bepaald bedrag krijgen en wat voor plattegrond erbij hoort. Zo’n catalogusproduct geeft hen grip.’’
Hij vindt dat je mensen die worden gedwongen hun huis te vernieuwen, niet kunt verplichten onder architectuur te laten bouwen. Dat is tijdrovend en soms duurder. ,,Het probleem is dat catalogusbouwers in heel Nederland dezelfde producten aanbieden. Als je Overschild daarmee vol zet , krijg je een dorp dat ook in Limburg of Gelderland had kunnen liggen.’’
Gelukkig zal het volgens hem niet zo’n vaart lopen. De vernieuwing van sociale huurwoningen in de dorpen heeft veel meer impact dan catalogusbouw, simpelweg omdat er van particulieren nog maar weinig woningen gesloopt hoeven worden.
Een briljante schepping?
Moderne architectuur in het gebied is volgens Hendriks evenmin zaligmakend. Neem de pas opgeleverde, grijs gestucte kubuswoning in Westerwijtwerd, op een zichtlocatie langs de doorgaande weg tussen Loppersum en Middelstum. In de korte tijd dat ik er woon heb ik het pand opgebouwd zien worden. Ik was aangenaam verrast toen het uit de steigers kwam, maar misschien kijk ik er nog met een stedelijke blik naar.
Hendriks is er minder over te spreken. Hij ‘schrok’ van de impact van het pand toen hij er langsreed. ,,Hij knalt van een afstand ‘boem’ in je gezicht. Het is de vraag of je met architectuur zoveel nadruk op zo’n bescheiden plek moet vestigen. Zoiets kan alleen als incident, gecreëerd door een briljante schepper; dat is het in mijn ogen niet.’’
,,Uiteindelijk komt het goed met het Groninger laand. Daar ben ik heilig van overtuigd.''
Hij mist Groninger aspecten aan het pand. ,,Ik wil niet zeggen dat het een Anton Pieckachtig-huis had moeten worden, maar we hebben een baksteengeschiedenis. Daken zijn hier gebouwd onder een bepaalde hellingshoek met oranje of zwarte pannen erop. Daar moet je je als ontwerper rekenschap van geven. Je hoeft niet alle elementen te laten terugkomen, wel een aantal.’’
Woonboot op het land
Er zijn ook bewoners die zelf de handen uit de mouwen steken. Aan de Godlinzerweg in Leermens runt de 48-jarige Henk van Driel - donker krullend haar, zwarte bril en opvallend grote handen - Hoveniersbedrijf Noorderwind. Het is een gezellige, rommelige boel op zijn erf. Naast de oprit staan kolossale bloempotten met metershoge bomen en struiken erin. Overal slingeren bouwmaterialen, gereedschap en tuinattributen.
Naast zijn vervallen boerderij, die wegens aardbevingsschade onbewoonbaar is verklaard, heeft hij een houten ‘schuurwoning’ gebouwd met een schil van zwarte, stalen platen.
Het ‘extreem energiezuinige’ huis is grotendeels klaar, vertelt hij als we de drempel over stappen, alleen de badkamer moet hij nog afmaken. Mede dankzij de plafondhoogte van 4 meter oogt het ruim en comfortabel. De raampartijen bieden een weldadig uitzicht op het licht welvende landschap. ,,Het geeft een vakantieachtig gevoel.’’
Dankzij een fundament van schuimbeton kan het huis tegen een stootje. Hij vergelijkt het met een woonboot die op water drijft. Het huis zelf weegt bijna niks. ,,Je kunt het zo demonteren en op een andere plek weer opbouwen.’’
Een bakstenen schil en een pannendak
Dat is een kolfje naar de hand van Floris Alkemade, die in De toekomst van Nederland een pleidooi houdt voor duurzame woningen die verplaatsbaar zijn. ‘Waar met de bouw van betonnen huizen veel CO2 wordt uitgestoten, wordt het met de bouw van houten woningen juist vastgelegd.’
Hendriks onderschrijft dit. Hout past weliswaar niet zo goed bij ons natte klimaat, maar de technieken zijn dusdanig verbeterd dat de mogelijkheden enorm verruimd zijn. Als bouwmateriaal is hout ook weer niet ongebruikelijk in het Noorden. Van oudsher zijn de gebintconstructies van Groninger boerderijen van hout. Bovendien worden veel nieuwbouwhuizen in houtskeletbouw opgetrokken. ,,Omdat er meestal een bakstenen schil omheen zit met een pannendak erop, hebben veel bewoners helemaal niet het gevoel dat ze in een houten huis wonen.’’
Zogeheten kruislaaghout is volgens Hendriks zeer geschikt om aardbevingsbestendige woningen mee te bouwen. Het kan bovendien relatief snel worden toegepast. Er moeten een paar goede voorbeelden worden gemaakt, modelwoningen die mensen kunnen bezichtigen, zodat ze hun drempelvrees overwinnen. ,,Woningcorporaties die veel verouderde naoorlogse huizen in het gebied bezitten, kunnen hierin een sturende rol spelen.’’
Ook ontwerperscollectief De Toeverlaat, waarvan Hendriks medeoprichter is, zal zich hierin niet onbetuigd laten. Het collectief is opgezet om bewoners te adviseren en architecten kennis te laten delen over ontwerpen en bouwen in het bevingsgebied. ,,Als iemand van ons ervaring opdoet met hout, kan iedereen daar snel van profiteren.’’
Als God in Frankrijk (op het Hogeland)
Henk van Driel heeft het uit eigen beweging opgepakt. Zonder aardbevingsellende was hij er nooit aan begonnen. Wat dat betreft vindt hij het jammer dat sommige medebewoners gebukt gaan onder een ‘Calimero-gevoel’. ,,Ze blijven hangen in de gedachte: kijk eens wat ons allemaal is aangedaan. Ze zien niet dat er ook kansen liggen. Dankzij de aardbevingen kunnen velen een huis krijgen dat voldoet aan alle eisen van deze tijd. Vaak heb ik meegemaakt dat ze na de oplevering ervan dolenthousiast zijn.’’
Zelf heeft hij er naar eigen zeggen hard voor moeten vechten, vooral met de NAM en de gemeente Loppersum, die weigerde hem een bouwvergunning te verlenen. Die kreeg hij uiteindelijk wel van de provincie, die zijn plan onderbracht bij de voorgenomen herbestemming van boerenerven. De strijd is niet voor niks geweest. Straks woont hij als God in Frankrijk op het Hogeland.
Van Driel is lyrisch over het gebied. ,,De verstedelijking dijt in Nederland steeds verder uit. Dan zit je hier fantastisch in de luwte. Rust en ruimte worden belangrijker. Uiteindelijk komt het goed met het Groninger laand. Daar ben ik heilig van overtuigd.’’
De krimp die krimpt
Het scheelt dat een ander zwaard van Damocles dat boven het Noorden hing, vrij plotseling is verdwenen. We hebben het over de krimp die veel noordelijke regio’s hard zou treffen, aldus een CBS-onderzoek in 2019. Die zou gepaard gaan met ernstige vergrijzing. ,,Dat is het echte probleem van krimp’’, reageerde Haartsen destijds in Dagblad van het Noorden.
De inkt van het onderzoeksrapport was nog niet droog of er werden ineens veel meer woningen verkocht in krimpgebieden. Dat gebeurde al voor corona zijn intrede deed, weet Haartsen. Ze illustreert het met een persoonlijk voorbeeld. ,,Toen we in 2008 naar Eenrum verhuisden, stonden er in het dorp een stuk of 35 huizen te koop. Dat is altijd zo gebleven tot begin 2018. Vanaf dat moment vlogen ze ineens weg. En sinds een paar maanden staat er nog maar één woning te koop.’’
Haartsen is nog steeds niet van de verbazing bekomen. ,,De afgelopen tien jaar hadden we in het Noorden een overschot aan huizen. We organiseerden krimpcafés en wilden in Den Haag lobbyen voor een sloopfonds. En nu staat er bijna nergens meer een woning leeg !’’
Meer ruimte voor landbouw
Dat geldt ook voor het aardbevingsgebied. Het is nog niet zo lang geleden dat bewoners hun huizen aan de straatstenen niet kwijt konden. Om het leed te verzachten werd in 2016 een opkoopregeling in het leven geroepen. De animo daarvoor is door de aantrekkende woningmarkt flink gedaald.
Haartsen denkt dat het aantrekken van de woningmarkt in krimpgebieden vooral wordt veroorzaakt doordat er in Nederland te weinig huizen zijn gebouwd. Er is een tekort van om en nabij de 300.000 woningen, vooral in het Westen. ,,Dat duwt mensen verder weg. Het is lastig te voorspellen of deze trend tijdelijk of blijvend is. Het is koffiedik kijken. Volgens de nieuwste prognoses blijft Oost-Groningen ook in de meest positieve scenario’s nog krimpen.’’
Menig ‘krimpgemeente’ zint desondanks alweer op groei en nieuwbouw. Voor grotere dorpen als Bedum en Winsum vindt Haartsen dat te verdedigen, omdat ze op forenzenafstand van Groningen liggen. ,,Daarmee bedien je lokale en regionale verhuizers. Veel dorpelingen en jonge gezinnen uit de stad willen nu eenmaal graag een nieuwbouwhuis. Ook kun je daarmee de woningmarkt kwalitatief verbeteren.’’
Tijdens een lezing in het najaar bij architectuurcentrum Platform GRAS in Groningen waarschuwde Floris Alkemade nog voor de bouw van huizen buiten de steden. De ruimte op het platteland hebben we hard nodig, verkondigde hij. ,,Als we voedselproductie willen laten samengaan met natuurontwikkeling dan is er meer ruimte voor landbouw nodig.’’
Of bouwen in het weiland?
Ondertussen staan in de stad Groningen, waar de woningmarkt al jaren oververhit is, omvangrijke bouwprojecten op stapel. Het plan is om tot 2030 twintigduizend huizen te realiseren. Onder meer op de nieuwe inbreidingslocaties De Suikerzijde (2500-5000 woningen) en Stadshavens (2400). Op deze locaties volgt de stad Alkemade’s aanbeveling vooral te bouwen in bestaand, stedelijk gebied. ‘Het is niet eenvoudiger, maar wel logischer, sociaal-maatschappelijk verantwoorder, duurzamer en zeker op de wat langere termijn efficiënter.’
Of dat ook nog mogelijk is als de Lelylijn wordt gerealiseerd, valt te bezien. Een haalbaarheidsstudie uit 2020 stelt dat er minstens 100.000 woningen in het Noorden bij moeten komen, wil de Lelylijn rendabel zijn . De stad Groningen moet volgens één scenario doorgroeien naar 340.000 inwoners. In dat geval is het onontkoombaar dat er ook in de ‘weilanden’ wordt gebouwd. Dat gebeurt overigens nu ook al met de ontwikkeling van de woonwijk De Held 3 (1600 woningen) en Meerstad (totaal 6500 woningen).
Water, natuur en wonen
Haartsen heeft genoeg argumenten om pro Lelylijn te zijn. Noorderlingen die in de Randstad werken, zullen met een snelle spoorverbinding eerder geneigd zijn hier te blijven wonen. Omgekeerd zullen Randstedelingen bij een kortere reistijd vlugger een huis zoeken in het Noorden, is haar verwachting. Het effect van de Lelylijn zal vooral zichtbaar worden in cirkels rond de plaatsen waar de trein stopt, dus in Heerenveen, Drachten en Groningen. ,,Dat zie je altijd rond de halteplaatsen van spoorlijnen. In dorpen met een treinverbinding wonen meer forenzen.’’
Ook Blauwestad en Meerstad plukken de vruchten van de huidige woningnood. De kavels vliegen weg. Volgens Glastra is Blauwestad aantrekkelijk als woon- én recreatiegebied. Je kunt er varen, vissen, naar het strand gaan. ,,Los van het aantal verkochte kavels beschouw ik dat onderdeel als succesvol. Het is een mooie interventie in het landschap.’’
Zelf woont hij in Meerstad, dat veel gemeen heeft met Blauwestad. Ook hier is volgens hem goed nagedacht over de verhouding tussen water, natuur en wonen. Ondanks alle crises is er vastgehouden aan het oorspronkelijke plan. Er is niet bezuinigd op water en natuur. ,,Het levert veel kwaliteit op. Iedereen in Meerstad woont er met plezier.’’
,,De intenties zijn goed, maar de tunnel is nog lang.’’
‘We moeten groter durven denken’
Aan nieuwe plannen geen gebrek. Bij Holwerd aan Zee wordt een doorgang in de dijk gemaakt, zodat zeewater landinwaarts in een soort lagune kan stromen. Zo ontstaat er nieuwe natuur en mogelijkheden voor recreatie. Glastra: ,,Holwerd aan Zee is een lokaal plan vanuit een visie op krimp. De initiatiefnemers hebben meerdere partijen meegekregen. Geweldig.’’
Het project Van Aa naar Zee in Oost-Groningen probeert een verbinding te leggen tussen de Dollard en de Westerwoldse Aa. Het moet zorgen voor een natuurlijke overgang tussen zout en zoet water. Het is volgens Glastra ingewikkeld en kostbaar om uit te voeren. ,,Er wordt veel landbouwgrond omgevormd tot natuur. Bij veel boeren roept dat weerstand op. Dat maakt het extra moeilijk om het van de grond te krijgen.’’
Haartsen vindt het een ‘leuk plan’. ,,We moeten in de ruimtelijke ordening weer wat groter durven denken. Laten we een voorbeeld nemen aan het Zuiderzeeproject. Daar mogen we ontzettend trots op zijn.’’
‘Keuze tussen de aardbeienranja van de Lidl en de aardbeienranja van de Jumbo’
In Ten Post proberen bewoners samen met bouwconcern Van Wijnen met de (ver)bouw van ruim driehonderd gasloze woningen niets minder dan het eerste energie-neutrale dorp van Nederland te realiseren. Versterking en verduurzaming moeten hand in hand gaan.
Ook in grotere kernen staat er van alles op de rol. In Opwierde, de grootste woonwijk van Appingedam, worden in het kader van de versterking honderden huizen gesloopt en herbouwd. In februari werd het ‘beeldkwaliteitsplan’ voorgelegd aan de gemeenteraad van Eemsdelta. Sommige raadsleden zijn bezorgd over de keuzevrijheid voor de bewoners. Cindy Looyé-Sinnema (GroenLinks) wist het tijdens een raadsvergadering treffend te verwoorden. „Het lijkt nu alsof er een keuze is tussen de aardbeienranja van de Lidl en de aardbeienranja van de Jumbo.” De gemeente heeft inmiddels gehoor gegeven aan de kritiek en wil bewoners nauwer betrekken bij de herstructurering van de wijk.
In Delfzijl lijkt de decennialange krimp eindelijk te stabiliseren. Het inwonertal van de - inmiddels gefuseerde - gemeente is de afgelopen kwart eeuw met 19 procent gedaald, van 30.743 in 1996 tot 24.666 in 2020. Veruit de grootste krimp was er in Delfzijl-Noord. Daar daalde de bevolking met liefst 43 procent van 10.065 inwoners in 1996 tot 5760 inwoners vorig jaar.
Delfzijl-Noord heeft de afgelopen jaren een gedaanteverandering ondergaan, waarbij 1600 huizen tegen de vlakte zijn gegaan. Nu wacht de wijk een versterkingsoperatie waarbij opnieuw honderden panden worden afgebroken.
‘De tunnel is nog lang’
Bennie Grave (57), die samen met zijn vrouw een koophuis bewoont in de Zandplatenbuurt, wist jarenlang niet waar hij aan toe was. In afwachting van besluiten rond versterking, werd het onderhoud van woningen telkens opgeschort. De buurt ging er - tot ergernis van de bewoners - zienderogen op achteruit. In september vorig jaar kwam het verlossende woord: hun huis wordt gesloopt. Ze krijgen elders in Delfzijl een passende nieuwbouwwoning. Grave heeft er een ‘dubbel gevoel’ over. ,,We hebben nu een prima huis, maar vinden het tegelijk een goede oplossing.’’
Vorige maand nodigde de Nationaal Coördinator Groningen hen uit voor een kennismakingsgesprek. Ze zijn benieuwd wat voor woning ze in Delfzijl terugkrijgen. Grave schat dat het nog wel drie jaar duurt voordat ze de sleutel in ontvangst mogen nemen. Toch zien ze nu licht aan het eind van de tunnel. ,,De intenties zijn goed, maar de tunnel is nog lang.’’
Vertrouwen
Architect Hendriks is optimistisch gestemd over de toekomst van het gebied. ,,Het sentiment van het verdwijnende schooltje en de laatste supermarkt in het dorp zijn we langzaam aan het verliezen.’’
Hij bespeurt dat mensen die thuiswerken behoefte hebben aan een nieuwe collectiviteit. ,,Dat kunnen ‘bedrijfsverzamelgebouwen’ zijn, waar mensen kunnen werken, elkaar ontmoeten en pakketjes laten bezorgen. Veel scholen, dorpshuizen, kerken en boerderijen die leegkomen lenen zich daarvoor.’’
Marjoleine de Vos heeft er eveneens vertrouwen in. ,,Op het Hogeland willen mensen wel wonen. De bevolking is prettig gemengd. Gunstig van dit platteland is ook dat er een goeie stad in het midden ligt met alle mogelijke voorzieningen. Het is een goed teken dat iedereen momenteel zijn huis aan het schilderen, poetsen en mooi maken is.’’
Niemand verklaart mij nog voor gek
Dat zie ik ook om mij heen. Op de Eemshavenweg rijden de busjes af en aan. Het aantal panden met zichtbare aardbevingsschade loopt zienderogen terug. Bij ons in Westerwijtwerd wordt in opdracht van Het Groninger Landschap de laatste hand gelegd aan de restauratie van molen Zeldenrust. Het huiskamercafé is net opgeknapt, de Mariakerk was dat al.
Een aardbeving heb ik nog niet gevoeld. Eens in de zoveel tijd kijk ik even op de site van de KNMI, om me ervan te vergewissen dat de aardbevingen inderdaad minder worden. Waarvan akte.
De stad heb ik nog geen seconde gemist. Het is aangenaam toeven hier op het Hogeland. Sinds corona is er niemand meer die mij voor gek verklaart.